Creatieve verwerkingsopdrachten

Als kinderen een boekverslag of boekenfiche moeten schrijven, daalt hun leesenthousiasme vaak tot een dieptepunt. Het 'moetje' na het lezen - hoe fijn ze de leeservaring zelf ook vonden - zorgt voor een domper. Jammer natuurlijk, want zo komt de jonge lezer snel in een negatieve spiraal terecht waarin het gevoel ten opzichte van de verwerkingsopdracht overslaat op het lezen zelf.

Creatieve verwerkingsopdrachten kunnen een oplossing bieden! Zeker als de leerlingen zelf een keuze mogen maken uit een veelheid aan opdrachten.

Een zoektocht op het internet leverde een ruime selectie alternatieve verwerkingsopdrachten op. Grofweg kunnen er twee deelgroepen onderscheiden worden: creatieve schrijfopdrachten (vooral geschikt voor leerlingen van de derde graad) en beeldopdrachten.

Creatieve schrijfopdrachten

Flaptekst

Schrijf een nieuwe flaptekst voor het boek dat je gelezen hebt. De tekst vertelt op een spannende manier een stukje van het verhaal. Verklap het einde niet! Een flaptekst wordt immers geschreven om mensen te overtuigen om het boek te lezen. 

Vroeger wordt nu 

Koos je een historisch verhaal? Herschrijf een fragment alsof alles in onze tijd plaatsvindt. Denk aan de kledij, de gebouwen, de gebruiken, de werkwoordtijden… 

 

Kruiswoordraadsel of Zweeds raadsel
Maak een kruiswoordraadsel bij het boek. Gebruik namen van personages,  karaktertrekken, plaatsnamen, gebeurtenissen,... Je kan online sites vinden om een kruiswoordraadsel digitaal te ontwerpen of je kan het ook zelf tekenen. Handig is om eerst eens te oefenen met letterblokjes van een scrabblespel.

 

Brief aan de schrijver
Schrijf een brief aan de auteur waarin je hem/haar enkele vragen stelt. 

 

Gedichten verzamelen (of schrijven)
Verzamel gedichten die passen bij een fragment of bij het thema van je boek. Zet er duidelijk bij wie de schrijver van het gedicht is en waar je het gedicht hebt gevonden (= bronvermelding). Je mag ook zelf gedichten schrijven. 

 

Muziek
Zoek een liedje dat inhoudelijk of qua sfeer bij het boek past. 

Interview
Stel vijf vragen aan een personage uit het verhaal. Maak met die vragen een interview voor een krant of tijdschrift. Stel je daarbij de volgende vragen: Voor welke krant of tijdschrift schrijf je (roddelblad, jongerentijdschrift)? Wat wil je te weten komen? Beantwoord je vragen zelf, alsof jij het personage bent.

Slot
Schrijf een ander einde voor het boek. Laat je fantasie de vrije loop. 

 

Titel

Bedenk zoveel mogelijk andere titels voor het boek. Zorg dat elke titel bij het hele boek past en niet alleen bij een bepaald fragment. 

 

Knipselmap rond het thema
Leg een knipselmap aan met artikels of teksten uit kranten, tijdschriften of van het internet die passen bij het thema of het verhaal van het boek dat je las.

Knipselmap over de schrijver
Leg een knipselmap aan met teksten uit kranten, tijdschriften of van het internet die meer informatie geven over de schrijver van het boek.

ABC-tekst

Dankzij de 26 letters van het alfabet vertel je kort iets over het verhaal. Bijvoorbeeld: 

A = angst: Het hoofdpersonage heeft schrik om voor de klas te praten.

B = blauw: het favoriete kleur van het hoofdpersonage

C = Chocolade: daaraan is het hoofdpersonage verslaafd

 

Bedenk een vervolg

Een sprookje eindigt vaak met 'En ze leefden nog lang en gelukkig'. Hoe zouden de personages het jaren later stellen. Denk je dat je nog een vervolg zou kunnen schrijven? Wat zou er in dat tweede deel kunnen gebeuren?

     

    Creatieve beeldopdrachten

    Omslagtekening 
    Ontwerp een nieuwe omslagtekening die bij het boek past. Op de voorkant van de kaft komen uiteraard de titel, de naam van de schrijver én de uitgever te staan.

    Stripfiguur
    Maak van je personage een stripfiguur en teken op een A4-blad een kort stripverhaal naar een fragment uit het boek.

    Literatuurschat 
    Maak een literatuurschat: je kiest een doos en kleedt die aan in het thema van je boek (bijvoorbeeld: een schatkist, een dagboek met een slotje, een boot, een vogelkastje…) Stop in de doos een aantal voorwerpen die te maken hebben met je boek.

    Plattegrond
    Teken een plattegrond voor een van de plaatsen uit het boek: bijvoorbeeld het huis van het hoofdpersonage.


    Foto’s
    Neem foto’s die volgens jou goed passen bij het boek dat je las. Zorg ervoor dat je minstens één foto hebt die een bepaalde plaats toont, één foto van een personage en één foto van een gebeurtenis uit het boek. 

     

    Collage

    Zoek in tijdschriften of reclamefolders prenten die bij het verhaal passen. Maak met de losse prenten een collage. Probeer met je collage iets duidelijk te maken over het boek: de sfeer, de inhoud, de omgeving,…

     

    Knutsel een voorwerp

    Knutsel een voorwerp in elkaar dat te maken heeft met je boek.

     

    Smartphonehoesje

    Ontwerp een hoesje voor de smartphone van het hoofdpersonage uit je boek.